Death makes angels of us all, dichtte Jim Morrison enkele decennia geleden (An American Prayer). En is het niet waar?, denk ik, als ik langs de graven op de Britse Begraafplaats op Corfu loop en de opschriften lees. Welke grafsteen ik ook bekijk, van de doden niets dan goeds. Ze getuigen allemaal van een intens gemis van de overledene, wat een moedig en fijn persoon hij of zij toch wel was en ander uitgesproken verdriet. Een van de meest dramatische epitafen vond ik wel Memories of my dear son Tom, a very sad mother.
Ik ben deze keer niet gekomen voor de graven – al pik ik er zo nu en dan toch even een mee – maar voor de orchideeën. In april en mei zijn hier namelijk tientallen soorten te ontdekken. Niet allemaal netjes in perkjes met daarvoor een keurig plastic bordje met de naam van de orchidee. Nee, deze bijzondere bloemen staan gewoon lukraak verspreid over de hele begraafplaats. Tussen graven, op wandelpaden, in het gras, tussen struiken, overal waar je loopt. Zoals het hoort, zou ik zeggen. Dit is Corfu, remember?

Als ik de zware ijzeren deur die toegang verleent tot de begraafplaats openduw, klingelt het belletje schril door de stilte. Verder stilte. Ik loop langs het huis van de beheerder, George. De vorige keer kwam hij direkt naar mij toe en begon zijn verhaal ongevraagd af te steken. Nu verschijnt er niemand. Hm, misschien heeft hij zijn plekje op de begraafplaats inmiddels ingenomen. Hij vertelde toen dat hij het mooiste plekje op het knekelveld voor zichzelf gereserveerd heeft. Straks eens kijken, maar nu eerst op zoek naar orchideeën.

Al snel heeft mijn ongeoefend oog een concentratie van deze prachtige bloemen gevonden. Gewoon op een pad langs een aantal graven, tussen gras en onkruid. Om ze mooi te fotograferen, moet ik door de knieën. Wil ik het nog beter doen dan moet ik er zelfs bij gaan liggen. Het zijn er zoveel dat het onvermijdelijk is dat ik er enkele zal pletten. Op het gevaar af dat George ineens achter me staat en mij vraagt wat ik bovenop zijn orchideeën doe, lig ik even later zuchtend en steunend op ooghoogte van het doel van mijn tocht. Echt comfortabel ligt het niet op de ongelijkmatige bodem van pollen, steentjes, kluiten en klam gras, maar de beloning is er. Verlekkerd vind ik een aantal prachtige exemplaren, de een nog mooier dan de ander.
Wat zijn het toch een schitterende planten, zeker als je ze van dichtbij kunt bekijken. De vele variaties aan tekening, vorm, formaat en dessin. Maar vooral die kleuren! Mijn camera maakt weer eens overuren. Zo breng ik enkele uren door op deze bijzondere begraafplaats aan de rand van Corfu Stad, telkens weer nieuwe schatten ontdekkend. Het grootste gedeelte van de tijd breng ik op mijn buik liggend door. Gelukkig is er verder niemand, ik zou andere bezoekers maar aan het schrikken maken als ze ineens een paar benen achter een zerk zien liggen.
Ik ben helemaal alleen met de doden, de razende stilte, de bloemenpracht, de vogels en … de insecten. Ik ben me er van bewust dat ik mij in hun territorium ophoud, maar dat is toch geen reden mij helemaal lek te prikken en te bijten. Het was niet mijn slimste idee ooit om in korte broek naar de British Cemetary te gaan om daar het grootste gedeelte kruipend, zittend en liggend door te brengen. Shit, mijn benen en in teenslippers gestoken voeten lijken wel op die van iemand met rode hond. En jeuken!

Het laatste stuk van mijn ronde breng ik noodgedwongen in staande positie door. De bloemenweelde staat hier in zo’n overweldigende hoeveelheid dat ik het vanuit een hoger standpunt moet fotograferen. Maar goed ook, want ik hoor ineens stemmen. Twee mannen die het ergens niet over eens lijken te zijn, praten hard over en weer. Toch worden ze het blijkbaar eens, want plotseling wordt de stilte verstoord door het geraas van een gemotoriseerde grasmaaier.
Even later zie ik een man zwoegend, zwetend en ploegend achter een aftandse maaimachine aan strompelen, gevolgd door een bejaarde man die aanwijzingen geeft. Als hij in de gaten heeft dat er bezoek is, komt hij gelijk door het lange gras op mij toe lopen. Vanonder zijn sportpet herken ik George, de kerkhofbeheerder. Hij herkent mij niet en na mij gevraagd te hebben waar ik vandaan kom, begint hij gelijk weer zijn betoog af te steken. Geroutineerd leegt hij zijn hele register. Van de oorsprong van de begraafplaats in 1816, via de pestpokken, de cholera en de Turken, naar de bloedige aanslag van de Albanezen op twee Britse mijnenvegers. Ook de wens van veel Britten die hun stoffelijke resten vanuit hun thuisland laten opsturen naar Corfu om hier begraven te worden, laat hij niet onbelicht. In rap tempo legt hij uit hoe het kerkhof in de loop van de eeuwen gevuld werd. Hij ratelt zijn repertoir in een adem af, zonder de belangrijke details over te slaan. En dat zonder dat ik er een kwartje ingegooid heb. Aan het eind van zijn verhaal haalt hij eens diep adem en voegt zich weer bij zijn collega, mij alleen latend met mijn gedachten.

Na een laatste blik op de paradijselijke omgeving wandel ik naar de uitgang en trek de zware deur achter mij dicht. Ik laat de dood achter mij en stort mij even later in de drukte van Corfu Stad, op zoek naar een levendig terras.