Kerstmis op Corfu

Ik word wakker van het gebeier van de plaatselijke koster. Huh? Het is toch geen zondag? Omdat de dagen hier soms veel op elkaar lijken, kan een mens wel eens in de war raken, maar ondanks mijn slaperig hoofd weet ik redelijk zeker dat het een doordeweekse dag is. Gisteren was het toch woensdag? Vreemd.

Na het ontbijt ben ik aan het werk als ik beweging waarneem uit mijn ooghoek. Dan gaat de bel. Even later sta ik oog in oog met een slungel van een jaar of veertien, die met zijn linkeroog in mijn linker broekzak kijkt. Met het andere staart hij mij verlegen aan en roept wat met onvaste stem. Ik begrijp niet direct wat hij van me wil en haal mijn schouders op. “Speak English, please?”, vraag ik. Geïrriteerd door zoveel domheid schudt hij zijn langharig hoofd en toont mij een voorwerp dat hij in zijn handen heeft: een roestige stuk driehoekig metaal aan een koordje, dat bij nadere bestudering een triangel blijkt te zijn. Dan begrijp ik dat hij iets wil zingen. Natuurlijk, het is eerste kerstdag! Wij hebben ons laten vertellen dat dit in Griekenland en ook op Corfu voor de jeugd aanleiding is om langs de deur te gaan en een liedje ten gehore te brengen.
“Is OK”, roep ik enthousiast. Hij zucht en richt zijn blik strak op een punt aan de muur. Ik vraag me af of hij zich oplaadt voor een gedragen reusachtig fortissimo, of dat het hem spijt dat ik van zijn diensten gebruik wil maken. Misschien had hij wel helemaal niet op liefhebbers van zijn zangkwaliteiten gerekend. Hij haalt diep adem en begint dan met monotone stem in hoog tempo een tekst op te dreunen, zichzelf begeleidend op de triangel. Dat heet, hij staat als een wilde te hengsten op het ongelukkige ding door een verroeste spijker in de triangel te steken en die als een dolleman heen en weer te bewegen. De gelijkenis met een ouderwetse bellenwekker dringt zich aan mij op. Even nog vraag ik me af hoe lang hij dit energieverslindende muziekspektakel kan volhouden. Ik word als snel uit de droom geholpen, binnen twintig seconden heeft hij het hele liedje om zeep geholpen en slaakt een zucht van verlichting. Nog maar net heeft het slaginstrument voor de laatste keer weerklonken of daar schiet zijn geopende hand al naar voren, waarbij zijn tussen duim en wijsvinger geklemde stokje priemend naar mijn hart wijst. Als ik dat laat spreken, zal alles goed komen, lijkt zijn gebaar mij duidelijk te willen maken.

Niet op de hoogte zijnde van dit gebruik, loop ik naar binnen en vraag mij af wat gebruikelijk is. Zal ik hem snoep geven? Maar omdat we alleen uit Nederland meegenomen drop bij ons hebben, wat niemand hier lust, besluit ik hem een lotusvrucht, een sinaasappel en een mandarijn te geven. Hij heeft toch maar de moeite genomen zijn instrument van stal te halen en een tekst uit zijn hoofd te leren.
Blij wil ik hem de vruchten overhandigen. Door driftig nee te schudden maakt hij duidelijk dat dit niet de bedoeling is. Hij wrijft met duim en wijsvinger van de nog steeds uitgestoken hand over elkaar. Ah, dit internationale gebaar is dus ook hier in gebruik. Ik loop weer naar binnen en diep een portemonnee op. Blindelings graai ik en het eerste dat ik te pakken krijg, is een 2-euromunt. Ik loop schoorvoetend naar de deur, mij afvragend of dit wel een goed idee is. Omzichtig leg ik de munt in zijn nog steeds uitgestoken hand. Zodra de munt contact maakt met zijn bezwete handpalm, sluit de hand zich direct, als de muil van een hongerige hond waarin een stuk vlees of een hondenkoekje verdwijnt.
Ik bedank hem in het Grieks, hij draait zich om en loopt in gezwinde pas onze tuin uit. Het lijkt of hij bang is dat ik mij bedenk. Wat ik ook bijna doe als ik mij realiseer dat hij met zijn ongeïnspireerde vertoning bijna net zoveel verdient als Bill Gates in zijn beste dagen. Ik bedoel, twee euro in twintig seconden, maakt zes euro per minuut, maakt driehonderdzestig per uur en dat gerekend over een werkdag van pakbeet acht uur is nauwelijks meer te becijferen.

Gezeten achter mijn computer zit ik daar nog over na te mijmeren als de bel weer gaat. Ah, nu staat er een duo bedremmeld te kijken. Een is gewapend met een trommel met stuk geslagen bespanning en de ander heeft op de tegels voor zijn voeten iets heel interessants ontdekt.
Inmiddels ervaren op gebied van Griekse voordrachten tijdens de kerstdagen, knik ik slechts ja en direct beginnen ze gezamenlijk te zingen. IJl klinken hun stemmen door de tuin als de drummer uit alle macht probeert een regelmatige dreun te produceren terwijl zijn strak naar beneden starende maat geen enkele moeite doet zijn gebrek aan zangkwaliteiten te maskeren. Hm, dit moet de elpee-uitvoering van het nummer wel zijn, want het gemompel en gedreun houdt zeker een minuut aan.
Maar dan is de kwelling voor alle aanwezigen toch echt voorbij en komen twee handen synchroon tevoorschijn. Mijn portemonnee herbergt nog twee euromunten. Nou ja, omdat de trommelaar, met zijn beperkte middelen, nog enigszins zijn best deed er wat van te maken, druk ik beiden een euromunt in de kleverige knuist. Omdat duidelijk te zien was dat beiden zich bijzonder schaamden tijdens hun voordracht, besluit ik, behalve de geldelijke bijdrage, er voor beiden een sinaasappel bij te doen. Weer worden de vruchten met kracht geweerd, alsof ik ze het grootste vergif aanbied. De munten verdwijnen echter als bij toverslag in de beduimelde broekzakken. Ook dit duo draait zich zonder te bedanken om. Terwijl ik ze hoofdschuddend de tuin uit zie sjokken, bedenk ik me dat we aan het eind van de eerste kerstdag al failliet zullen zijn.

Veel tijd om me op een nieuwe strategie te beraden, heb ik niet. Weer gaat de bel. Terwijl ik opsta, klinkt de bel alweer ongeduldig. Als ik de deur openzwaai, sta ik oog in oog met een trio zigeunertjes waarvan de grootste een opgelapte trommel voor zich houdt. Zuchtend steek ik mijn duim in de lucht ten teken dat ze mogen beginnen met janken. Als het in dit tempo doorgaat, staat er over een uur een heel elftal op de stoep, realiseer ik mij bezorgd.
Het kleinste knaapje van het edele drietal beperkt zijn muzikale bijdrage tot het voortdurend indrukken van de bel en staakt hier pas mee als hij van zijn oudere broer een ferme pets voor zijn hersens krijgt. Beledigd raapt hij zijn ijsmuts van de grond en staart bokkig de andere kant op. Dat is voor de oudste het teken om zijn muziekinstrument verder de vernieling in te jagen door er een tweetal klappen met een afgebroken schroevendraaier op te geven. De laatste klap is nog niet verstomd of er worden drie gretige groezelige graaihanden mijn richting uit gestoken.
Inmiddels weet ik zoveel dat ik bankroet zal gaan als ik elke muzikant een euro zal toestoppen. Ik begeef mij naar binnen en word direct gevolgd door twee van de muzikanten, al werd tijdens het intermezzo niet duidelijk welk instrument zij beheersen. Alleen de oudste was bereid tot het aanwenden van zijn beperkte muzikale talenten. Nochtans is het voor de twee jongste koorknapen geen beletsel om mij te helpen met zoeken naar geld.
Ik diep de portemonnee van Mirjam op uit de diepten van haar handtas terwijl graaiende armpjes als nerveuze slangen voor, langs en over mij heen kruipen. De zweetgeur van de ongewassen lijfjes dringt zich in mijn neusgaten op. Dan geef ik een schreeuw. Even verstommen de bewegingen van de zigeunertjes, wat mij de gelegenheid biedt de portemonnee open te trekken. Dan begint het gekronkel van de slangen opnieuw. Met flitsende bewegingen schieten tientallen vingertjes, allen voorzien van nagels met rouwranden, in en uit de portemonnee. Met een blindelings uitgedeelde ferme pets wordt het ineens weer rustig in de opening van de centenzak. De brutale apen zijn niet geschrokken, weten alleen dat het verrassingselement voorbij is. Ik duw ze naar de uitgang, ondertussen drie muntjes van 20 cent opdiepend. Ik vind het meer dan genoeg, mijn irritatie in aanmerking genomen.
Maar gelijke behandeling voor iedereen, dus ook aan deze knaapjes probeer ik, naast de geldelijke beloning, wat fruit en snoep kwijt te raken. Wat tot mijn niet geringe verbazing lukt! Geduldig nemen ze de vruchten en snoepjes in ontvangst, waarna ze zich als een man omdraaien en zonder een woord te zeggen vertrekken. Opgelucht, maar toch ook tevreden sluit ik de deur. Er zijn dus wel degelijk nog kinderen die gezond fruit eten.
Als wij even later de deur uit gaan om een wandeling te maken, of om verdere muzikale uitvoeringen te ontlopen, vinden wij op ons pad niet alleen de snoepwikkels. Langs de tuinmuur druipt langzaam een te pletter gegooide lotusvrucht naar beneden, gadegeslagen door twee van zijn soortgenoten. Hun kruintjes lijken op tranende ogen.