Snerpend klinkt het politiefluitje door onze nog maar net ontwaakte hersenen. We worden door een driftig gesticulerende agent gesommeerd rechtsaf te slaan. Alleen de hele vroege vogels zijn zo bevoorrecht geweest hun auto in de stad te kunnen parkeren. Wij moeten, samen met de rest, de auto elders zien kwijt te raken. Niet vreemd, als een half miljoen mensen zich aangetrokken voelen tot het grootste spektakel van het jaar op Corfu. Kruiken smijten? Yep, eens per jaar, en wel op de laatste zaterdag van Pasen, worden er op het hele eiland op die speciale zaterdagochtend kruiken naar beneden gegooid. Laatste zaterdag van Pasen, kruiken kapot gooien? Even uitleggen.

De inwoners van Corfu zijn gek op feesten. En als ze een feestje bouwen dan doen ze dat goed. Het toppunt van het jaar is altijd het Paasfeest. Daar trekken de Grieken gewoon ruim een week voor uit. Al moet er eigenlijk gesteld worden dat ze veertig dagen eerder al beginnen met de Vasten, de voorloper van het Grote Feest. Ook dat wordt feestelijk ingeluid en smakelijk gevierd. In de tussentijdse periode zijn alweer enkele kleinere vierinkjes geweest. Maar met Pasen wordt alles, maar dan ook alles uit de kast gehaald. Zelfs de beschermheilige van het eiland, Sint Spyridon (waar de helft van de eilanders naar vernoemd is) wordt van stal gehaald en op de zaterdag voor Pasen voor de ogen van tienduizenden door de stad gesjouwd. Niemand wordt vergeten, ook de bejaarden niet.
Na deze processie is de stad inmiddels volgelopen met mensen in aantal variërend tussen 250.000 tot een half miljoen. Van over de hele wereld komen Grieken en toeristen om dit feest op Corfu mee te maken. In economisch betere tijden waren er soms een miljoen mensen op het eiland, heb ik eens gelezen.

Inmiddels is duidelijk dat wij de auto niet meer in de stad kunnen parkeren. Gelukkig weten wij de nodig plekjes en routes in de omgeving en even later parkeren wij aan een heel rustig weggetje, een half uurtje lopen van het centrum. Onderweg smikkelen we voor Corfu Palace Hotel op het gemak een lekker appelbroodje en zien we al dat het weer heel druk zal zijn. Honderden uitgelaten en vrolijke mensen passeren ons, allemaal in gespannen verwachting.
Even later storten wij ons ook in het feestgewoel. Het is inderdaad gigantisch druk op en om de Espianade, de grootste avenue van Corfu. We besluiten deze keer niet aan de Espianade te blijven, maar ons in de ingewanden van de stad te begeven. Schouder aan schouder wringen we ons door de mensenmassa, op zoek naar een strategisch plekje.

Het is vreselijk druk in de nauwe straatjes, maar niemand is vervelend of brutaal. Ook zwangere vrouwen en dames met kinderwagentjes begeven zich hortend en stotend door de menigte. Het is ons al eerder opgevallen, en ook deze keer ontbreekt het niet: een gevoel van warmte en kameraadschap onder de mensen. Het is feest voor alle mensen. Iedereen lacht en is vriendelijk. Ondanks de gigantische drukte klinkt er geen onvertogen woord. Raddraaiers bevinden zich niet in de menigte. Dat is in Nederland wel eens anders, hebben wij zo nu en dan uit betrouwbare bronnen vernomen.
We worden getriggerd door hoempageluiden die boven het geluid van de mensenzee uitkomen. Even krijgen we de kans om van een afstandje een van de vele korpsen van Corfu glimmend en glinsterend voorbij te zien trekken. Corfu kent een flink aantal korpsen, bezet met trotse Corfioten van klein tot groot en jong tot oud. Allemaal hetzelfde kleurige pak aan. De revers natuurlijk rijkelijk behangen met gouden galons en op de schouders kleurige epauletten. Ook de glimmend gepoetste helmen ontbreken niet en iedere muzikant loopt strak in de pas. Als het moet dan kunnen ook Grieken zeer gedisciplineerd zijn, blijkt maar weer.
Dan wordt het tijd om een plaatsje te bemachtigen, het is inmiddels half elf geweest. Binnen een half uur zal het spektakel losbarsten. Ah, voor de winkelpui van een van de 350 juweliers die Corfu Stad kent vinden we, onder de overkapping gelukkig, een mooi plekje. In drommen schuiven de mensen, waaronder toch wel heel wat als toerist vermomd zijn, voorbij. Omdat we ons vlakbij Guilfordstreet bevinden, besluit ik een gokje te wagen en te kijken of ik in een van de portieken daar kan komen om wat plaatjes van bovenaf te maken. Na tien minuten schuifelen en stilstaan, ben ik eindelijk aan de overkant van de straat geraakt en zie dat het raam van waaruit ik mooi kiekjes kan maken, zwaar overbezet is. Maar ik ben er nu toch en gok op de medewerking van de Grieken. Na de twee trappen omhoog beklommen te hebben, zie ik een flinke concentratie jeugdige Grieken samengeklonterd voor het grote raam. Zachtjes vraag ik of het goed is dat ik een paar foto’s maak. Als de rode zee voor Mozes opent de groep zich en maakt ruim baan voor de fotograaf. Wat een camera met een flinke toeter al niet doet.
Van bovenaf is goed te zien wat een drukte het is in de smalle straten, uitlopend naar de veel ruimere Espianade. Te midden van de woelige mensenzee staat een zigeunerin met een handkar met kleurig geverfde potten en kruiken. Het baksel gaat grif van de hand en ze doet beste zaken. Merkwaardig idee dat tientallen mensen hier vijf euro voor een kruikje betalen en dat een paar minuten later stuk gooien. Maar goed, elke zot zijn marot.

Op tijd ben ik weer terug onder de veilige luifel en heb nog even tijd om de overburige panden in me op te nemen. Overal hangen felrode doeken uit de ramen, meestal ten teken dat van daaruit met kruiken gesmeten gaat worden. Wat duidelijk mag zijn, op veel van de doeken staan de nodige kruiken en kruikjes al te wachten op hun droeve lot. Achter de kleiwaar staan, ongeduldig, de personen die het spul naar beneden zullen kieperen. Jonge, vrolijk lachende Corfioten die nauwelijks kunnen wachten om het feest te laten beginnen.
De juwelier voor wiens zaak wij staan, een besnorde Griek met een vriendelijke uitstraling, komt bij ons staan. Niet om ons te vragen op te zouten omdat we zijn deuropening en etalage in beslag nemen, maar om wat kruikjes en ander aardewerk uit te delen aan de dames in ons gezelschap. Het moet wel kapot, drukt hij de meiden op het hart.

Dan worden de eerste plonzen water naar beneden gegooid, als een waarschuwing dat het feest zo gaat beginnen. Geen sirene, geen radiowagen of de staatstelevisie die waarschuwt voor onheil, een scheutje water volstaat. Krijg je water op je kop dan weet je dat het nog maar even duurt alvorens de kruik waar het in zat, volgt. De mensen die zich nog op het open gedeelte van de straat bevinden, zoeken snel een veilig heenkomen. Het is een vreemd gezicht, de bomvolle straten met duizenden mensen om ons heen, met de totaal verlaten middengedeelten. Iedereen dromt samen onder de luifels en overkappingen van de winkels, alsof er een enorm noodweer dreigt. Dat idee klopt ook wel.
Dan slaan de eerste kruiken te pletter op het gladde witte plaveisel, gevolgd door een regen van ander pottenbakkerswerk. Een scherf vliegt tegen mijn scheen, dus helemaal veilig ben je niet. Gelukkig heb ik mijn lange broek aan. Ik heb van een bevriende Griek verhalen gehoord over talloze gewonden die met hevig bloedende hoofd- en snijwonden in gereed staande ziekenauto’s afgevoerd werden. Hier valt het alles mee, iedereen is blij en tevreden. Als na een kwartier het ergste spervuur afneemt, durven de eersten van de samengeklitte mensen voorzichtig hun hoofd vanonder de luifels te steken.

Langzaam krijgen we de gelegenheid de enorme puinhoop te overzien. De hele straat is bezaaid met potscherven en aardewerk. Bizar. De eerste verzamelaars van scherven buigen al voorover en beginnen scherven in hun plastic zakken te stoppen. Ze doen nog het meest denken aan kippen die gevoerd worden. Toch is het spektakel nog niet helemaal voorbij. Twintig meter verderop, waar onze straat samenkomt met de Espianade, klinkt luid gejoel, gevolgd door een doffe dreun. Ah, daar gaan de echt zware jongens uit het raam. Kruiken van pakbeet vijftig tot honderd liter, tot de nok gevuld met water, worden met vereende krachten van de wankele balkons gekukeld. De donderende klap die dat geeft is indrukwekkend. Daarom is de Espianade altijd het drukst bezocht, de Grieken vinden het prachtig. De ene kruik is nog groter dan de ander. Vaak worden ze mooi beschilderd, gevuld en te pletter gegooid. Wie de grootste kruik naar beneden gooit, zal het meeste geluk ervaren dat jaar. Dat staat nog maar te bezien.
Na een afsluitende ouzo met mezès (Griekse tapas) bij Olympia, gelegen aan de met scherven bezaaide Espianade, wandelen we onder een heerlijk zonnetje terug naar de auto. We snijden een flinke omweg af door via de grote begraafplaats naast het vliegveld over te steken. Een groter contrast tussen leven en dood kan in mijn optiek niet bestaan.