De dunne scheidslijn tussen leven en dood
Stom dat ik mijn camera niet bij me heb, bedenk ik mij als ik, na een nacht bij vrienden, vanuit Nissaki op weg ben naar huis. Barbati, een pittoresk plaatsje aan de oostkust van Corfu, ligt tegen de bergwand prachtig te glimmen in de zon. Omdat de wind de voorgaande dagen de atmosfeer mooi schoongeblazen heeft, is het nog eens erg helder ook. De condities om een landschap te fotograferen zijn dus ideaal. Maar het betekent wel dat ik eerst nog een half uur onderweg ben voordat ik überhaupt de hand op mijn camera kan leggen, om vervolgens weer een half uur terug te rijden. Grmp, waarom heb je dat ding niet meegenomen?
De verdere rit naar huis, die langs meer schilderachtige plekjes leidt, verkeer ik in tweestrijd. Terug of niet? Nah, toch maar niet. Ik heb nog zat dingen te doen en er komen nog wel meer mooie dagen. Maar eenmaal thuis laat het beeld van dat mooie gelaagde kustplaatsje, ingepakt in duizend tinten groen, met daarboven het schitterende bergmassief mij niet los. Wat nou als het een extreem heldere dag is? De omstandigheden om te fotograferen zijn perfect. Vorige week zware regen, de laatste twee dagen veel wind en momenteel een stralend zonnetje op een strak blauwe lucht. Dat resulteert in prachtig helder weer. Vanaf de achterveranda van ons huis zie ik de contouren van de Pantokrator, de hoogste berg van Corfu, strak afsteken tegen de blauwe lucht. Iets lager prijkt Spartilas, een leuk bergdorpje, en daaronder ligt Barbati te koesteren. Ik kan Spartilas, op een afstand van hemelsbreed 20 kilometer, duidelijk onderscheiden. Toch maar even gaan.
Wat een uurtje kan schelen. Het is niet zo glashelder meer als toen ik hier anderhalf uur geleden was. Toch mag ik niet klagen, het weer is nog steeds fantastisch, met een azuurblauwe hemel en een zeer aangename temperatuur. Het doel van de reis, Barbati, ligt nog steeds als een parel op een groen laken dat gedrapeerd ligt tegen de hellingen van de bergwand. Het hagelwitte strand daaronder vormt een prachtig contrast met de smaragdgroene zee. Wat is Corfu toch mooi, bedenk ik vanachter mijn zoeker.
Verhalen over de mooiste orchideeën die in de omgeving van de Pantokrator groeien, doen mij besluiten het hogerop te zoeken. Ik verlaat de kustweg en stort me op een smal en onooglijk slingerpad, het binnenland van Corfu in. Ik zie wel waar ik uitkom, het is in ieder geval richting de top van het eiland.
Na een enorm aantal haarspeldbochten blijkt dat ik goed gegokt heb, ik kom in de buitenwijken van Spartilas, de bovenbuur van Barbati. Dit snoeioude dorpje ligt op bijna 400 meter boven zeeniveau en is schitterend in al haar historische glorie. Zo oud, zo naturel, zo echt, zo puur, zo … mooi. Als de zeer nauwe hoofdstraat van het dorp niet vol stond met auto’s, zou je denken dat je honderd jaar terug in de tijd was.
Op mijn weg omhoog door het dorp kom ik een tegenligger tegen. Ik trap op mijn rem en begin in mijn spiegel plannen te maken om de auto in zijn achteruit te zetten. Maar een van mijn volgers maakt met driftige armgebaren duidelijk dat ik voorrang heb. Jij gaat omhoog, is de boodschap. Het is inderdaad een ongeschreven wet, hier en in veel delen van de wereld, dat opgaand verkeer voorrang heeft op het afdalend verkeer. Mijn opponent heeft het in de gaten en begint moeizaam en heel voorzichtig achteruit te rijden, ondertussen wild de zijspiegels in de gaten houdend. Als ik de auto even later passeer en de bestuurder met een knikje bedank, zie ik een verwilderd kijkende vrouw van middelbare leeftijd het zweet van haar voorhoofd wissen. Dit zal ze toch vaker moeten doen, denk ik.
Maar dan wordt het stil. Ik ben Spartilas alweer uit. In mijn spiegel zie ik het dorp prachtig tegen de bergwand aangeplakt zitten en daar houd ik van. Ook dit Corfiotische bergdorpje moet er aan geloven, ik zet de auto op de eerste de beste wegverbreding aan de kant en vereeuwig het. Niet zo spectaculair als Barbati, met zijn witte strand en prachtige zee, maar een prima tweede.
En omhoog gaat het weer, slingerend richting het dak van Corfu. Ik betwijfel of ik zo ver zal komen, onderweg is al zoveel te zien. In een haarspeldbocht zie ik een afgeleid zandpad. Het gaat direct een bocht om, wat daarachter zit, is dus raden. Dat vergroot alleen maar de aantrekkingkracht van dergelijke paden, je weet niet wat je tegen gaat komen. Misschien wel velden vol orchideeën! Het volgende moment stap ik het pad op, fototas om de schouder. De stilte is overweldigend. Geen mens, geen hond, zelfs de wind zwijgt. Het landschap doet aan dat van de maan denken. Veel rotsgrond, enorme keien en het imposante massief dat majestueus boven me uit torent. Ik voel me alleen op de wereld, maar dan in de goede zin van het woord. Niet eenzaam of zo, maar als Neil Armstrong toen hij voet op de maan zette. Op zulke momenten denk ik altijd: hoeveel mensen zullen hier geweest zijn?
Maar ik heb geen tijd me met dergelijke bespiegelingen bezig te houden, al snel verandert het maanlandschap in een groene wildernis. Het pad gaat van steen over in zand, afgewisseld met her en der verspreid liggende keien ter grootte van een voetbal. Aan de hoger gelegen zijkanten zie ik heel veel bloemen, maar niet de door mij gezochte orchideeën. Het is ook nog wel vroeg in het jaar natuurlijk, over een paar weken heb ik wellicht meer kans. Maar wat maakt het uit? Ik geniet als een kind in de speelgoedzaak. Hier is zoveel moois te zien en ik mag het allemaal fotograferen. Het pad gaat een volgende bocht om en ik struikel bijna van verbazing. Geen velden met orchideeën, maar een kerk met daar omheen een begraafplaats! En dan niet een met slechts een paar vergeten graven, zoals je op afgelegen plekjes op Corfu wel vaker tegenkomt. Ik schat dat er tussen de 100 en 200 grafstenen opgericht zijn, de meeste in uitstekende staat. Nog groter is mijn verrassing als ik tegenover de ingang van het kerkhof een voetbalveld zie, kompleet met kleedkamers, belijning, doelen, vangnetten en andere sportattributen. Een groter contrast tussen leven en dood is nauwelijks voorstelbaar.
Welke briljante geest komt er op het idee om op bijna 700 meter hoogte, in the middle of nowhere, aan een nauwelijks begaanbaar pad, een voetbalveld op te richten? Laat staan dat er ook nog eens een lijkwagen over dat overvloedig met keien bezaaide pad een bestelling komt bezorgen bij het kerkhof? Ik zie een doodskist met ingebouwde veiligheidsgordels voor me. Daar kom je niet onderuit, wil je het lijk tenminste in de kist afleveren. Bizarre locatie voor dergelijke publiekstrekkers, waarvan de logica mij volledig ontgaat.
Na van de verbazing bekomen te zijn, merk ik dat mijn maag begint te knorren. Niet vreemd na een overgeslagen lunch en al het ploegen en klauteren in dit onherbergzame stukje Corfu. Ik keer de auto en daal af naar de bewoonde wereld, waar ik, gezeten achter een ouzo en een souvlaki, bedenk dat ik absoluut geen spijt heb van de reis.