Het is net tien uur in de ochtend als ik de deur open duw van het kantoor van DEH, de elektriciteitsmaatschappij van Corfu. Een security guard, die er imposant uitziet in zijn kogelvrije vest, komt direct op mij toegesneld. Blijkbaar wordt hij ook ingezet als servicemedewerker, want hij vraagt wat het doel van mijn komst is. Ik vertel hem dat wij gaan verhuizen en dat ik deze informatie graag wil doorgeven aan de elektriciteitsleverancier. Hij trekt een nummertje voor mij uit de automaat en gebaart naar de wachtruimte. Ik mag verder.
De stalen banken zijn grotendeels bezet, maar ik vind nog redelijk gemakkelijk een plekje. Dat is al een hele meevaller, in het oude kantoor waren alleen staanplaatsen. Een rood matrixbordje schuin boven mij geeft aan dat nummer 34 momenteel aan de beurt is, en ik check automatisch mijn nummer, 074. Hm, dat kan wel eens een lange zit worden, in aanmerking genomen dat er twee medewerksters zijn. Ik diep mijn Sudokuboekje op uit mijn colbert. Het is nog bijna nieuw, nog meer dan 80 te gaan. Mij hebben ze niet.
Een uur en twee Sudoku’s (6 en 7 stippen) later geeft het matrixbord 39 aan. En dat alleen omdat de nummers 35, 37 en 38 verstek lieten gaan. Ondertussen ben ik allang de laatste niet meer, er is nog een stevige aanwas van mensen. Ik vraag me af of ik vandaag nog zaken kan doen. Er zijn verhalen bekend van mensen die uren en uren hebben zitten wachten en tegen de tijd dat ze aan de beurt waren, te horen kregen dat het kantoor gaat sluiten en de volgende dag maar terug moeten komen. Van dat schrikbeeld word ik niet vrolijk. Nochtans lijdt de sfeer er niet onder. Het is een vrolijk komen en gaan van mensen. Velen zijn geanimeerd met elkaar in gesprek op een volume dat bij een trash metal concert niet zou misstaan. Nieuwkomers kijken eens om zich heen en vinden altijd wel een bekende, die zij direct beginnen te knuffelen en op de schouder slaan. Anderen die geen gesprekspartner hebben, blaffen in hun mobieltje of worden gebeld. Ik heb tot op deze dag nog nooit zoveel verschillende beltonen gehoord, gevolgd door NAI (Ja)? Het is alsof je in de kroeg zit, zo gezellig.
Er is ook niemand die klaagt. Ik bewonder de Grieken hoe goed ze kunnen wachten. Urenlang kunnen ze niets doen, navelstaren, met de komboloi (kralenketting) spelen, afwachten. De enkeling die niets omhanden heeft, zit stilletjes te wachten op dingen die komen gaan, onbewogen en schijnbaar niet vatbaar voor invloeden van buitenaf. Ik zou na een paar minuten nietsdoen vreselijk jeuk krijgen, daarom gaat er bij zulke klussen altijd Sudoku mee. De Griek heeft dat niet nodig.
Wie er ook heel relaxt blijven onder de drukte, zijn de twee dames die de bureaus bemannen. Ze wandelen zo nu en dan wat heen en weer, al of niet met een beker koffie in de hand, en lijken zich niet gestrest te voelen onder de aanwassende stroom werk. Ze horen hun klanten aan, roepen zo nu en dan iets terug, maar dat alles zonder stemverheffing, grootse gebaren of andere kenmerken van gejaagdheid. Een ander personeelslid, gehuld in een knalblauwe stretchbroek die haar paardenkont tot in detail laat uitkomen, heeft blijkbaar geen bureaufunctie. Regelmatig doorkruist ze het pand met een mobieltje in haar hand, terwijl ze in de andere soms een bekertje koffie houdt. Ze lijkt niet in het minst onder de indruk van de reuring in haar kantoorruimte.
Inmiddels staat de teller op 44, wat aardig opschiet. Nog maar dertig te gaan voor ik aan de beurt ben. Met een strak schema van pakbeet zes per uur, de uitvallers meegeteld, betekent dit dat ik nog wel even tijd heb om boodschappen te gaan doen. Ik besluit te gaan lopen om de stramme spieren enigszins in beweging te brengen.
Nadat ik drie kwartier later, de supermarkt was helaas dichtbij, de boodschappen in de auto gestouwd heb, zie ik in rode cijfers dat nummer 50 inmiddels aan de beurt is. Dit gaat wel heel erg snel! Misschien zijn er een paar wachtenden overleden ten gevolge van uitdroging, verveling of het bereiken van een hoge leeftijd. Een andere verklaring kan ik niet bedenken voor dit tempo. Nou ja, het scheelt weer in wachttijd. Ik neem het risico mijn beurt voorbij te laten gaan, en ga op zoek naar een gelegenheid waar ik een lekkere bak troost kan scoren. Niet geheel toevallig is die op een steenworp afstand. Waarschijnlijk is het gebouw daar neergezet met de bedoeling dagelijks massa’s klanten van DEH te voorzien van afleiding in de vorm van koffie, broodjes, drank en maaltijden.
Na zeer uitgebreid te hebben genoten van een cappuccino, een ham-kaasbroodje en een nieuwe Sudoku, bestel ik een laatste cappo en wandel op het gemak terug. Ik wil niet het risico lopen om bij terugkomst nummer 075 of hoger op het rode schermpje te zien opgloeien. Een dergelijke teleurstelling is te vergelijken met het missen van je vliegtuig en dat wil je niet. Maar nee hoor, we zijn pas bij nummer 62, dus no stress. De kleine wijzer houdt het midden tussen de 1 en de 2. Bij wijze van tijdverdrijf vraag ik aan de security man wat al die mensen hier komen doen. Komen ze allemaal een adreswijziging doorgeven? Nee, verklaart hij, u bent de enige. De rest komt praten over een betaalregeling, om niet bedolven te worden onder hun hoog opgelopen achterstallige rekeningen.
‘Oww… kay’, antwoord ik. Ik ben een bevoorrecht mens, bedenk ik mij. Toch zou je het aan de sfeer in het kantoor niet zeggen dat al deze mensen financiële problemen hebben. Het is nog steeds een gezellig samenzijn. Er wordt uitbundig gelachen, gepraat en gebeld. Ook buiten staat een groepje Grieken, ontspannen een sigaretje rokend, kopje koffie in de hand, in afwachting van hun beurt. Ik stort mij maar weer op een nieuwe Sudoku.
Dan is het moment eindelijk toch daar: 073 is aan de beurt! Ik ga alvast in de starthouding staan en houd ondertussen met argusogen het nummerschermpje vast. Ik wil niet door een gretige Griek afgetroefd te worden. Nummer 073, een wat gezet heerschap in een versleten trainingspak, neemt er uitgebreid de tijd voor. Ontspannen keuvelend, het ene been over het andere geslagen, duurt het gesprek maar voort. Het zou me niet verbazen als hij op den duur foto’s van zijn kleinkinderen gaat laten zien. Na wat gelach over en weer staat hij eindelijk op en, jawel, daar verschijnt 074 op het scherm. Met grote passen been ik naar het bureau waar mijn voorganger nog wat staat te dralen. Als hij maar niet besluit weer te gaan zitten, denk ik, en plof gauw op de stoel. Die is nog warm. Ik knik naar de dame tegenover mij en wil van wal steken, als mijn voorganger zich bedenkt en boven mijn hoofd een nieuw gesprek begint. De medewerkster verplaatst haar blik van mij naar omhoog en hoort de man welwillend aan. Zo nu en dan schudt ze haar hoofd. Ik onderga de vertraging lijdzaam. Ik begin al aardig Grieks te worden.