Eeuwige zoeker
Wij zitten momenteel dus in het huis van Karel en Babs, vrienden die hun zomers verblijf op Corfu nog wel eens afwisselen met een weekje Peloponnesos. Of wij de kippen wilden voeren tijdens hun afwezigheid. Eh, ja hoor.
De zaterdag voor vertrek richting Agii Deka (Tien Heiligen), een klein bergdorpje in centraal Corfu, zou ik nog even wat afleveren bij vrienden in Afra, ons buurdorp. Door omstandigheden kwam ik deze keer van een andere kant en verdwaalde hopeloos in Afra, een gat met een populatie van rond de 700 inwoners. Scheldend en tierend heb ik daar een half uur in de rondte gereden, ervan overtuigd dat ik op den duur het huis wel zou vinden, al dan niet met opzet, dan wel per ongeluk. Not dus. Wel kwam ik op zelden betreden gebieden van Corfu, eindigde bij verbaasde Grieken op hun erf of liep dood op afgelegen en overwoekerde zandpaden. Het huis van onze vrienden bleek een brug te ver voor mijn onderontwikkelde richtinggevoel. Zelfs had ik moeite om de weg naar mijn eigen huis te vinden. Op zulke momenten vervloek ik mijn slecht uitgevoerde ingebouwde kompas.
Dat probleem deed zich gelukkig niet voor toen wij eenmaal koers zetten naar ons vakantiehuis. Mirjam weet precies waar het is en zegt dus op de juiste momenten of ik links, rechts of rechtdoor moet. Alleen dat zorgde er voor dat wij ruim op tijd bij Karel en Babs arriveerden.
Bij alle instructies die wij meekregen voor hun vertrek naar de ferry, vertelde Karel dat er op de weg naar Stavros een uitstekende bakker zit. Elke dag vers brood (ook op zondag), gebakken in een olijfhout gevoede oven, eerlijk en ambachtelijk bereid, dus zonder conserveringsmiddelen, kleur-, geur-, smaak- en braakstoffen. Probleem is alleen de bereikbaarheid van bakker Theo. Afhankelijk van zijn slaapgewoonten is hij al of niet aanwezig in de bakkerij. Is het de avond ervoor erg laat geworden, dan kan het zomaar zijn dat Theo een uurtje of wat later zijn broodjes de oven inschuift. Ander probleem is dat de bakkerij niet als zodanig is te herkennen. Geen uithangborden, neonreclame, blikvangers en schreeuwende reclames, niets. Maar het kan niet missen, de bakkerij is gevestigd op nummer 46.
Maandagochtend stap ik in de auto en rijd het meanderpad naar beneden af tot ik bij een stille kruising kom. Ik steek over en slinger naar boven, richting Stavros, een samenraapsel van de minidorpjes Dafnata en Komiata en nog wat negorijen daar omheen. Onrustig stuitert mijn blik heen en weer, op zoek naar nummer 46. Ik zie op een gegeven moment 33 staan op een verroest bordje dat met een spijker aan een vervallen huisje hangt. Het is gelijk het laatste nummerplaatje dat ik tegen kom.
Na een stijging die zelfs Lance Armstrong, tot zijn huig aan toe afgeladen met doping, tot waanzin zou hebben gedreven, doorkruis ik een straatje met daaraan enkele huizen, een ingestorte schuur en een taverne. Geen sterveling te bekennen. Dan kom ik bij een parkeerplaatsje en zie in een oogopslag waarom dat daar is aangelegd. De weg houdt namelijk op te bestaan. Dat wil zeggen, twee aan de weg gebouwde huizen staan zo dicht op elkaar dat zelfs een speelgoed Smart er niet doorheen kan. Bij de doorgang prijkt een bord met daarop de naam van het plaatsje, Dafnata. Langzaam wordt duidelijk dat ik bakker Theo gemist heb.
Ik stap uit, met de gedachte dat er in het kleine dorpje toch wel een bakker moet zijn. Maar zodra ik door het smalle poortje kom, sta ik op een pleintje met een aantal smalle straatjes die als de armen van een octopus alle kanten op gaan. Voordat ik hopeloos verdwaal in Dafnata of all places en tot de avond loop te dolen en dwalen op zoek naar mijn auto, keer ik om en besluit in de kleine concentratie huizen te zien of ik een levende ziel tegen kom waaraan ik kan vragen waar zich bakker Theo ophoudt. En ja hoor, daar komt net een man naar buiten met zijn dochtertje aan de hand. Hij doet mij denken aan Eli ‘ Tuco ‘ Wallach in de western The Good, the Bad and the Ugly. Ik vraag hem naar de artopoieiou (Grieks voor bakker).
– Ah, you’re from Holland huh?, vraagt hij.
– Yeah, that’s right, antwoord ik enigszins verbaasd. Tuco schudt mij hartelijk de hand en stelt zich voor als Kostas. Ik vertel hem mijn naam.
– I know, zegt hij, and you live in Agios Ioannis! De verbazing moet van mijn gezicht zijn af te lezen, want hij vervolgt: Karel told me, you know!
Daar dacht ik toch even dat ik in een nacht een beroemde Corfioot geworden was, maar er is gelukkig een simpele verklaring voor. Hij legt uit waaraan de bakkerij te herkennen is: een heel laaghangend dak. Kijk, daar kan ik wat mee, want dat sluit zeker de helft van de huizen van Corfu uit. We maken nog even een praatje en hij nodigt mij uit eens te komen lunchen of zelfs te dineren in zijn eenvoudige etablissement met dito kaart. Dat ben ik zeker van plan, druk ik hem op het hart, maar nu eerst de bakker zien te vinden. En ik slinger weer naar beneden terwijl ik pogingen doe de haarspeldbochten te overleven, een laaghangend dak te ontdekken en ondertussen te genieten van de prachtige vergezichten over afwisselend Benitses, de prachtige bergdorpjes, Corfu Stad en de Ionische Zee. Wat is Corfu mooi!
Tot mijn eigen verbazing ontdek ik net voor een scherpe bocht een vrij langgerekt huis met een laaghangend dak. In niets is het te herkennen als een bakkerij en ook een nummerbordje met daarop het bevrijdende getal 46 ontbreekt, dus ik twijfel. Maar aan de overkant van de weg zijn twee dames druk aan het werk en ik besluit hen te raadplegen. De een, geheel in het zwart gekleed en vegend, de ander gehuld in een vormeloos ruitjeshemd, verschoten korte broek en klassieke groene rubberlaarzen en emmerdragend. Beiden kijken mij aan als ik stop en de muziek – Perfect Strangers van Deep Purple – zachter draai.
Of dit de artopoieiou is, vraag ik. Neh (Ja), zegt de jongste, die toch ook minstens 70 lentes telt volgens mijn schatting. Perimenete (Wacht!), roept ze mij toe, en begint luidkeels ‘Evangelia’ roepend, emmer in de knoestige knokkels, af te dalen naar een huis dat achter het bakkerspand ligt. Na op toenemend volume tien keer Evangelia geroepen te hebben, wordt het iedereen binnen een straal van 500 meter duidelijk dat Evangelia niet thuis is. Nee, legt de behulpzame dame in redelijk goed Engels uit, Evangelia is afwezig. De volgende keer moet ik ook iets eerder komen, is het advies. Ik beloof dat ter harte te nemen en vervolg mijn weg, verder naar beneden. Dan maar door naar het lager gelegen dorpje Agii Deka, waar naast ons favoriete restaurantje Areti’s Place een bakkerij schijnt te zitten.
Daar aangekomen zie ik op een terras een stokoude dame op een gammel stoeltje zitten, met naast zich een nog ouder exemplaar, hangend in een constructie die voor rolstoel door moet gaan. Er is echter heel wat fantasie voor nodig om in de verzameling verschoten skai en kromme roestige buizen een vervoermiddel voor invaliden in te herkennen, ondanks dat er vier wielen onder zitten. Toch bezit ze het goggomobil als de Paus zijn naar hem vernoemde transportmiddel. Beide dames knikken mij vriendelijk toe als ik vraag of dit de artopoieiou is. Nog zie ik kans de verkeerde deur binnen te stappen, namelijk die van het naastgelegen kafèneion (Grieks koffiehuis waar eigenlijk voornamelijk sterke drank verkocht wordt), maar de oplettende dames, die daar al heel wat mannen te gronde hebben zien gaan, behoeden mij voor deze rampzalige misstap en manen mij naar de juiste deur.
Daar kan ik eindelijk overgaan tot aanschaf van twee overheerlijke broden, een wit en een bruin. Net als ik in mijn auto stap, word ik gepasseerd door een witte Honda Accord, die direct stopt en achteruit rijdt tot hij op gelijke hoogte met mijn auto is. Het grijnzende hoofd van Kostas, de tavernebaas uit Dafnata, vraagt mij of ik de bakker, ondanks zijn duidelijke aanwijzingen, niet kon vinden. Gelukkig kan ik naar waarheid vertellen dat die reeds gesloten was.