Elke dag feest

‘Als jullie zin hebben in een overheerlijke lunch, dan moet je eens naar Spiros en Voula in Strongili gaan’, mailde Babs, voor wie wij op de kippen passen. Nou, dat hoef je tegen ons maar een keer te zeggen.
De volgende dag besluiten wij het waarheidsgehalte van Babs’ bewering te testen en rijden via de lange slingerweg naar Strongili. Het plaatsje ligt ruim 200 meter lager dan de plek waar we verblijven, dus we leggen de afstand in recordsnelheid af. Wanneer we het dorpje binnen rijden, is het uitermate rustig in de zonnige hoofdstraat. In de zinderende hitte rijden een paar jongetjes rondjes op hun fietsen. Een snoeioud scootertje met daarop een nog oudere Griek tuft op zijn gemak voorbij en een luie hond zoekt een schaduwrijk plekje om eens lekker aan zijn ballen te krabben. Verder niets.
Domme toeristen als wij zijn, houden wij er nog steeds geen rekening mee dat veel Grieken later op de middag altijd een uiltje knappen. Dan kan het dus zomaar gebeuren dat je bij een restaurant voor een gesloten deur staat. Zo niet bij Spiros Taverna. Een knaap van een jaar of 14 zit op het door druivenranken overgroeide terras en speelt wat op een gitaar. Een iets ouder meisje zingt erbij en twee jonge knulletjes zijn aandachtig toeschouwer van het rustieke tafereeltje.

Bij onze entree kijkt het kwartet op van hun spel en de gitarist begroet ons. Ik vraag hem of de taverna gesloten is. Nee nee, haast hij zich te zeggen, ik neem even waar. Mijn ouders zijn even weg, maar die kunnen hier zo zijn. Wij vragen of we wat kunnen eten. Maar natuurlijk! Gaat u zitten, wat wilt u drinken? Dat laten wij ons geen twee keer zeggen op deze warme middag. Als hij onze drankjes serveert, vragen wij of het niet teveel moeite is om de vuren op te stoken. Nee hoor, helemaal niet. Hij heeft zijn vader inmiddels aan de telefoon gehad en die heeft moeders het bed uit geschopt en onverwijld onze kant op gestuurd. Ah, nou, dan moet het maar, al voelen wij ons een beetje schuldig.
Wij genieten van onze gekoelde drankjes en de rust van een klein dorpje ergens midden op Corfu. De jongelui hebben hun muzikale bezigheden weer opgepakt en de kinderen fietsen onvermoeibaar hun rondjes. Een stokoud besje met kromme beentjes en beladen met een bos kreupelhout strompelt moeizaam op haar stok steunend voorbij.
Na een minuut of tien komt vanuit het restaurant een vriendelijk uitziende blonde dame naar ons tafeltje en vraagt wat wij willen eten. Navraag leert dat dit Voula is. Wij laten ons voorlichten en bestellen beiden een hoofdgerecht. Voula beveelt ook enkele voorgerechten aan en wij laten ons verrassen. Terwijl de kokkin zich terugtrekt in haar domein, bespreken wij de verschillen qua alcoholbeleving in Nederland en Corfu. Daar mag je pas alcohol kopen als je 18 bent, hier wordt het geserveerd, en misschien wel gebrouwen, door een 14-jarige.
Wij worden in onze mijmeringen onderbroken doordat een man met een doorleefd gezicht zich aan ons tafeltje voegt. Hij stelt zich voor als Spiros, eigenaar van de taverna en echtgenoot van de kokkin. Ah, we hebben over je gehoord, zeggen wij. Nou dat kwam goed uit, hij ook over ons. ‘You are from Holland, eh? Alles heerlijk, alles lekker.’ Karel en Babs hebben ons hier dus ook al geïntroduceerd.
Als we ons even later tegoed doen aan de vele lekkernijen die geserveerd werden, Babs heeft niet gejokt, komt Spiros een praatje maken. We bespreken de muzikale kwaliteiten van zijn zoon Alex, de 14-jarige jongen die ons zo vriendelijk ontving. Spiros denkt dat hij het ver kan schoppen. Op gitaar komt hij al heel aardig uit de voeten, maar zijn zangtalenten zijn helemaal onovertroffen. Hij vertelt dat de jongen momenteel aan het oefenen is voor komende zondag. Ah?, vragen wij gezamenlijk. Ja, volgende week is weer het jaarlijkse zang- en dansfeest van Strongili, legt hij uit, en Alex moet dan een van de solopartijen zingen. Deze zondag is de generale repetitie. Als wij zin hebben om te komen dan zijn we bij deze van harte uitgenodigd. Wij beloven plechtig te komen.

Wanneer wij die zondagavond het gezellige dorpsplein van Strongili betreden, is het al bommetje vol. Kinderen hollen achter elkaar aan, de wat oudere jeugd klit bij elkaar, terwijl de volwassenen enorme rookwolken produceren met het grillen van souvlaki’s en bifteki’s. De drankstand voorziet gretige Grieken van bier, wijn en andere spiritualiën. Wij laten ons de souvlaki met brood goed smaken en genieten ondertussen van de drukte om ons heen. Wij blijven ons verbazen over de bereidwilligheid van de Grieken om feesten te bezoeken. Geen gelegenheid wordt onbenut gelaten om massaal het feestterrein te bezetten, al is het maar een generale repetitie.
Geheel tegen de gewoonte in begint het spektakel redelijk op tijd. Wij zien een vrij groot koor, waarvan alle leden netjes in hetzelfde tuniek gehesen zijn. De bevlogen dirigent vormt in zijn jeans en houthakkershemd een sterk contrast met zijn koorleden. Zijn frivole kledingkeuze heeft echter geen negatieve invloed op zijn presteren want hij weet jong en oud tot grote prestaties te leiden. Spiros’ zoon imponeert inderdaad met een volle en vaste stem. Die komt er wel.
Na het zangfestijn begeven wij ons snel naar Spiros’ Taverna. Daar staat hij ons al glunderend op te wachten. Heb ik het niet gezegd?, spreken zijn ogen. Het eerste rondje drank is voor zijn rekening.
Tegen de tijd dat onze tafel is volgezet met een keur aan saganaki, salade, tzatziki, brood en andere voorgerechten, is het restaurant afgeladen. Als mieren lopen de gasten langs, door en over de tafeltjes heen om de voorstelling of de laatste nieuwtjes te bespreken. Sommigen nemen niet eens de moeite om op te staan en voeren een geanimeerd gesprek met hun vrienden aan de andere kant van de gelagkamer. Het is een herrie als het laatste oordeel, zoals het hoort volgens de Grieken. Een stil restaurant is een leeg restaurant.Plotseling klinkt boven het rumoer uit het getokkel van een gitaar. Ik kijk om en zie de jonge Alex, gewapend met zijn instrument, aan een tafel zitten, samen met enkele collega koorleden. Ze beginnen te zingen, begeleid door Alex.
Voordat het eerste couplet gespeeld is, is het hele restaurant uitgebarsten in zang. Alle aanwezigen kennen de teksten blijkbaar, want niemand laat zich onbetuigd in het meezingen. Als het eerste liedje is afgelopen, staat een paar tafels verder een man op die ik aan zijn overhemd herken als de dirigent. Met het glas in de hand bestelt hij een nieuw liedje bij Alex, die gelijk de eerste akkoorden aanslaat. Direct valt het hele restaurant hem bij, begeleid door de zwierige armbewegingen van de dirigent. Het gevoel van eenheid wordt prachtig gesymboliseerd door de massale samenzang. Fantastisch, wat een sfeer!
Op zulke momenten wens ik heviger dan ooit dat ik Grieks kan spreken. Ik zou zo graag mee willen zingen, maar op een verloren ‘Agapi Mou’ en ‘Kerkyra, Kerkyra’ na is er voor ons geen eer te behalen. Een van de aanwezigen, die in de gaten heeft dat ik best wel wil, mimet de gezongen tekst met groteske bewegingen van zijn mond. Ik knik hem dankbaar toe en roep een paar keer ‘Hoppa!’, maar ondanks zijn hulp kan mijn bijdrage aan het liedje hooguit gekwalificeerd worden als een storend element. Bij het volgende liedje probeert de vriendelijke man het nog een keer, maar als hij mijn radeloze blik en werkeloze mond ziet, geeft hij het op en neemt weer uit volle borst deel aan het gezang.
Hij kan natuurlijk niet weten dat ik in een restaurant alleen maar een tafel voor twee kan bestellen en daarna ook nog in het Grieks de rekening vragen.