Gelukzoeker(3)

Ik hoef alleen maar op het geluid af te gaan. Druk pratende mannen, die hun redenatie kracht bij zetten door het volume van hun stem te verhogen. Vanuit het felle licht begeef ik mij in de donkere ruimte van het plaatselijke praathuis, ook wel kafèneion genoemd. Even later zit ik aan de bar van de kleine eetgelegenheid annex koffiehuis. Een heerlijk beslagen glas ijskoud water staat voor mij, daarnaast een tsipouro. Het water giet ik gulzig naar binnen, met het vuurwater doe ik iets rustiger aan.
Wanneer mijn waterhuishouding weer een beetje op orde is, heb ik gelegenheid de overige aanwezigen in mij op te nemen. Behalve de barman zitten er vier mannen rond een tafeltje te kaarten (Beriba). Een man met een gebit als een fietsenrek slaakt een luide kreet wanneer hij triomfantelijk een paar kaarten op tafel smijt. Zijn maat tegenover hem ziet het goedkeurend aan. Zijn tegenstanders links en rechts van hem kijken zorgelijk op hun eigen kaarten. Naarmate ik het spel volg, doet het mij denken aan Jokeren.
Het strijdtafereel wordt bekeken door een forse vijftiger in een camouflageshirt en met een dikke grijze haardos en een vriendelijke gezicht. Aan een tafeltje in de andere hoek zit een dikke man voortdurend naar zijn mobieltje te staren en zo nu en dan te bellen. Op zijn tafeltje een fles Amstel, een mobieltje, een pakje sigaretten en een aansteker. De standaard uitrusting van een Griek die naar het café gaat.

Ik vraag de heren of het goed is dat ik een een kiekje van ze maak. Dat vinden ze goed. Als ik ze maar niet stoor, maken ze met gebaren duidelijk. Nee hoor, laat mij kieken en je hebt geen kind aan me. Terwijl ik plaatjes maak, vraagt een van de kaarters waar ik vandaan kom. ‘Ollandía’, vertel ik hem. Ben ik even blij dat ik niet in Duitsland geboren ben. Anders had ik mijn afkomst moeten verloochenen.
‘Dijsselbloem, Dijsselbloem!’, roept het hele gezelschap in koor, om mij bij de les te houden. Ik hef mijn handen op in een verontschuldigend gebaar. ‘I do apologise for some of my fellow countrymen’, lach ik. Dat valt in goede aarde, merk ik.
‘He is only doing his job’, vergoelijkt de man in het camouflageshirt, terwijl de anderen weer driftig verder gaan met hun kaarten stuk smijten.
‘He does what aunty Angela tells him to do’, zeg ik. Zo denk ik er nu eenmaal over. Het hele gezelschap barst in lachen uit.
‘Give this man another tsipouro on me!’, draagt het camouflageshirt de barkeeper op.
‘Why?’, vraag ik.
‘Because I respect you’, antwoordt hij. ‘You are a decent person’. Die moet ik onthouden!
Als ik me omdraai naar de bar, is mijn glas weer vol. Effe opletten nu, ik moet nog wel naar huis zien te komen. Dat is voor mij al moeilijk genoeg als ik mijn TomTom genaamd Mirjam niet naast me heb zitten. Rambo verlaat ondertussen zijn plek naast de kaarters en komt bij me aan de bar zitten. We schudden handen, stellen ons voor. Hij blijkt Arseni te heten, de barman heet Makis. De kaarters hebben geen tijd voor dergelijke plichtplegingen, kaarten stug door. Arseni vertelt over zijn leven als broeder in een gekkenhuis, netjes Mental Institution geheten. Ondanks zijn drukke bestaan heeft hij zijn vlees toch vermeerderd, te weten twee studerende zoons en een dochter van zes. Ik vraag hem of hij de film One flew over the cuckoos nest kent. ‘Ah, Jack Nicholson!’, roept hij. Hij knikt goedkeurend.
Makis de barman is direct getriggerd. Voordat hij naar Corfu kwam, was hij filmdraaier bij een van de grootste bioscopen van Athene. Tot die in 2012 in vlammen op ging tijdens de gewelddadige opstand tegen de toenmalige regering. Toen vond Makis de tijd rijp om met vrouw en kinderen naar veiliger oorden te verkassen. Het werd Corfu, de geboorteplaats van zijn vrouw.

Ik voel me zo one of the boys dat ik aan Makis vraag of het gepast is om een rondje voor de zaak aan te bieden. Moet je in Nederland direct aan een tweede hypotheek, hier kan je dat rustig doen als je een tientje in je zak hebt. Oh, maar de heren kaarters hoeven niets, legt Makis uit. Zij kaarten hier de hele middag, drinken een enkel kopje koffie, veroorloven zich heel soms een biertje en gaan dan weer naar huis. Maar zover is het nog niet. Ook Makis zelf bedankt vriendelijk, hij drinkt niet onder diensttijd. En Arseni? Heel aardig aangeboden, maar nee, toch maar niet. De dag is nog jong.
We praten over de Euro, de huidige situatie in Griekenland, Tsipras en zijn illustere voorgangers. En natuurlijk hebben we het over de rijkeluishobby genaamd de EU. Makis moet het allemaal nog zien of Griekenland uit de problemen komt. Arseni ziet de toekomst somber in. De corruptie en de hebzucht van de Griekse top doet ons allemaal de das om, waarschuwt hij. Ik probeer hem te troosten met de gedachte dat er in alle landen van de wereld corruptie is en bied hem alsnog een borrel aan. Hij geeft zich gewonnen, accepteert mijn aanbod. Tja, het is onbeleefd om dan zelf niets te nemen. Even later kletsen onze glazen tegen elkaar aan en kunnen we ons gesprek weer hervatten.

Na een hartelijk afscheid, Arseni en ik slaan elkaar tijdens het huggen even op de rug, en mijn plechtige belofte binnenkort weer terug te komen, begeef ik mij weer in de hitte. Maar goed dat ik naast mijn tsipourootjes een liter water gedronken heb. Anders had ik waarschijnlijk uren moeten zoeken naar mijn auto. Tien minuten later stuur ik kriskras door het binnenland van centraal Corfu. Road to nowhere (The Talking Heads) schalt op volle sterkte uit de wijd geopende ramen. Ik schreeuw ongegeneerd met David Byrne mee: We’re on a road to nowhere, come on inside. Ik doorkruis nooit vermoede plaatsen als Estavromenos, Kalafationas, Varipatades, Kothoniki en andere mij onbekende delen van Corfu, nu en dan gadegeslagen door wantrouwende boeren en hun gades. Zelfs rijd ik op den duur langs een aantal paardenstallen waarvan de bewoners mij met hun lieve ogen verbaasd aanstaren. Ik knik vriendelijk terug en denk: Wat heb ik toch een prachtleven.
Een half uur later heb ik nog steeds geen flauw idee of ik op weg ben naar de supermarkt of dat ik mij er verder van verwijder. Maar hé, de muziek is goed, de wind waait door de open raampjes en ik ontdek nieuwe werelden. Soms is het helemaal niet erg om een onderontwikkeld richtinggevoel te hebben.
Klik hier voor de foto’s