Ik baan mij een weg door de verstikkende sigarettendampen vermengd met de geur van gegrilde souvlaki. Ik ben dan wel twintig minuten voor aanvang van de wedstrijd binnen, maar de gelagkamer zit al bommetje vol. Maar ik heb mazzel, op de eerste rij is de middelste stoel nog vrij. Ik trek mijn jas uit en hang hem over de stoelleuning heen, bij wijze van bezetting. Daarna worstel ik mij door driftig gesticulerende Grieken richting de bar en bestel een tsipouro en een glas water. Ik spoed mij terug naar mijn plaats en zie tot mijn opluchting dat de jas gewerkt heeft. Ik zit vanavond eerste rang.
In stilte bedank ik Andreas, die mij een paar dagen geleden op de hoogte bracht van ‘De Match‘. Dé Match? Jawel meneer, vanavond neemt Olympiakos, de trots van Griekenland, het op tegen de kampioen van Duitsland, Bayern München. Dan is het zaak om er op tijd bij te zijn, want steevast uitverkocht huis.
Jenny, de enige vrouwelijke aanwezige, sjouwt zich een ongeluk aan bier, wijn en ouzo, afgewisseld met borden verschrikkelijk lekker ruikende souvlaki’s. Uit ervaring weet ik dat de souvlaki bij Adonis eersteklas is en het water loopt me in de mond. Met een beetje mazzel kan ik er straks nog een of twee bestellen, maar ook daarmee is haast geboden. Voor het spektakel gaat beginnen, krijgen we nog een stortbui aan reclames over ons heen. Hoe ze het voor elkaar krijgen weet ik niet, maar ze weten elk product met voetbal te relateren. Of het gaat om scheermesjes, auto’s, creditcards, je schoonmoeder of frisdrank, in elke commercial verschijnt wel een bal die beroerd wordt door een al of niet beroemde voetballer. Griekenland is absoluut voetbalmaf.
Twintig minuten na het startsein staat het 3-0 voor de Duitsers. Het dreigt een zware avond te worden voor de voetballende Grieken. Dat is voor de aanwezigen nochtans geen reden om een toontje lager te zingen. Integendeel, het lijkt wel of het laatste oordeel is aangebroken. Het is een geschreeuw van jewelste, waarbij de voetballers van Olympiakos bij elk mislukt balcontact betiteld worden als ‘pusti’ (homo) of ‘malakka’ (klootzak). Prachtige sfeer, ondanks dat het overgrote deel van het publiek enorm de pest in heeft. Ik kijk terloops eens naar mijn vriend George, die een paar stoelen verderop ontspannen een sigaretje rookt en een fles Fix bier voor zich heeft. Een vage glimlach siert zijn gezicht. Hij is voor Panathinaikos, weet ik, maar hij kijkt wel uit op dit moment uiting te geven aan zijn gevoelens. Dat kan hem een gebroken neusbeentje of erger opleveren.
Naast mij zit een keurig heerschap, althans, zo ziet hij er uit. Keurige glanzend zwarte leren instappers. Geen spijkerbroek met versleten plekken voor hem, maar een broek met vouw. Daarboven een colbertje met opzetstukken op de ellebogen en een heus overhemd met keurig gesteven boord. Daarboven een gedistingeerd en netjes gekapt hoofd, waar hij zo nu en dan een glas tegenaan houdt om wat wijn naar binnen te gieten. Zijn deftig voorkomen is voor hem toch geen beletsel zijn bittere teleurstelling luidkeels onder woorden te brengen. Hij vloekt er vrolijk op los wanneer zijn helden de bal weer eens op een knullige manier verspelen. Doelman Roberto van Olympiakos, schuldig aan de eerste tegengoal, wordt bij elk balcontact hartgrondig uitgescholden door mijn buurman. Dit wordt niet zijn avond, vermoed ik.
Het is pauze. Ik nip van mijn nieuwe borrel, van George gekregen. Tijdens het nieuwe bombardement aan reclame heb ik mooi de tijd om de omgeving eens goed op te nemen. Overal om mij heen druk pratende Grieken, die alleen even zwijgen als ze een haal van hun sigaret of een slok nemen. Anderen zetten hun tanden in een souvlaki. Jenny komt handen te kort.
Schuin voor mij klappen de saloondeurtjes naast het mega grote scherm regelmatig open en dicht als er weer een bezoeker doorheen gaat. Toen ik hier voor het eerst kwam, veronderstelde ik dat daar de toiletruimte was. Tot ik dacht dat sommige mannen wel erg de kouwe pis hadden, zo vaak als ze daarheen liepen. Desgevraagd vertelde George, die behalve taxichauffeur ook een beetje de burgemeester van Agios Ioannis is, dat daar een gokruimte is. Er worden weddenschappen afgesloten op alles wat los en vast zit. Dat kan variëren van of het bij rust nog 0-0 is, tot welke ploeg de eerste corner zal nemen. Maar ook aan welke kant de eerste penalty of goal valt. Natuurlijk kan je op winst of verlies gokken, maar dat levert je hooguit een souvlaki (€1,50) op. De uitslag juist voorspellen is echter goed voor een hele zak met knaken. Hoeveel wissels er aan deze of gene kant zullen zijn. In welke minuut er door welke partij, of zelfs door wie gescoord gaat worden. Nou, dan kan je een rondje geven hoor. Het is een druk komen en gaan door de klapdeurtjes als de tweede helft begint en dat zal zo blijven tot het laatste fluitsignaal.
Ook tijdens het tweede bedrijf hebben de Grieken niet veel in te brengen tegen de dodelijk doeltreffende Duitse daadkracht. Met twee vingers in de neus en een in een andere lichaamsholte verdedigen de Münchenaren het eigen doel, waarna weer een nieuwe aanval op het Griekse doel ingezet wordt. Ik ben geen fan van het Duitse voetbal, maar het moet gezegd, Bayern schakelt razendsnel om van verdediging naar aanval en combineert naar hartelust. Het is alleen aan de keeper van Olympiakos, die de tweede helft zijn werk beter doet dan in de eerste, te danken dat het nog tot de 70ste minuut duurt alvorens het varkentje geknipt en geschoren is en er 4-0 op het scorebord prijkt. De heer naast mij maakt van zijn hart geen moordkuil en scheldt er lustig op los, zijn argumenten kracht bij zettend met grootse wegwerpgebaren. Life ain’t easy for a boy named Spyros, bedenk ik mij en besluit hem een hart onder de riem te steken.
‘It’s definitely not Olympiakos’ day hah?’, vraag ik hem. Hij kijkt mij verdorrend aan en maakt enkele opwaartse knikbewegingen met zijn kin. Een uiting van ‘Wat bedoel je?’ Ik herhaal mijn opmerking, maar hij haalt slechts zijn schouders op. Hij spreekt blijkbaar geen woord over de grens. Om zijn argument kracht bij te zetten, gooit hij het hoofd in de nek, trekt zijn mondhoeken naar beneden, heft de vlakke handen met de binnenkant naar mij toe, tot kinhoogte. Het Griekse gebaar voor ‘Ik weet niet waar je het over hebt’. Dan vestigt hij zijn blik weer op het grote groene scherm en ziet juist de Griekse spit machteloos de bal schampen in plaats van een peer op doel te geven. ‘Pusti!’, schreeuwt hij. Ik hoop maar dat hij de arme Griekse spits bedoelt en niet mij. Ik doe er verder maar het zwijgen toe, mijn Grieks is niet toereikend om zijn avond nog goed te maken.
Als Olympiakos-fan duren zulke wedstrijden lang, heel lang. Voor de trotse Griek naast mij is het zelfs een lijdensweg zonder weerga. Met veel kunst en vliegwerk blijven de verdedigende stellingen van de Griekse nummer 1 het verdere verloop van de wedstrijd overeind, al is het meer te danken aan de gemakzucht van de tevreden Duitsers dat de afstraffing bij 4-0 blijft. Mijn buurman heeft zijn idee van een leuke voetbalavond flink bij moeten stellen. Als het laatste fluitsignaal snerpend klinkt, maakt hij nog een laatste wegwerpgebaar richting het scherm alvorens hartgrondig te roepen: ‘Motherfuckers!’
Hij spreekt dus toch een beetje Engels.