15 Augustus: Maria Hemelvaart. Een van de pakbeet tachtig belangrijkste feestdagen op Corfu. Het openbare leven op het eiland ligt dan stil, feestvierders als de Corfioten zijn en waarschijnlijk altijd zullen blijven. Dat is te merken als ik ’s ochtends vroeg de deur uit ga voor een pittige wandeling. Geen kraaiende hanen, knetterende brommers, spelende jeugd, blaffende honden, claxonnerende bouwvakkers en andere geluiden die zo kenmerkend zijn voor een doorsnee werkdag op Corfu. Niet dat wij momenteel veel merken van alle leven. Wij zijn namelijk weer neergestreken in Agii Deka om nogmaals op de kippen van Babs en Karel te passen. Dat is onze favoriete bezigheid. Dat wij daarbij in hun prettige vakantievilla moeten verblijven om onze taak serieus te behartigen, nemen wij voor lief.
Als ik koers zet richting de Golfbal (een reusachtige zender/ontvanger) bovenop de ‘Tweede Pantokrator‘, zoals de berg door de eilandbewoners genoemd wordt, is het nog stiller dan normaal in dit gedeelte van Corfu. Ik noem het de ‘razende stilte’. Het enige geluid dat ik zo nu en dan hoor, is mijn raspende ademhaling als ik een steil stuk weg beklim, verder niets. Het is onwerkelijk, de natuur zwijgt. De vogels zingen niet, de honden laten zich niet horen, insecten gaan in stilte voorbij, schapen weiden onhoorbaar, kerkklokken zwijgen in alle toonaarden. Ik kan het gras horen groeien. Er is blijkbaar nog geen verkeer op de weg, het is doodstil. Wacht, daar komt ineens een Griek op een bromfiets de berg af, mij tegemoet. Uit piëteit voor de serene stilte heeft hij zijn motor uitgeschakeld, al kan het ook uit economisch oogpunt zijn.
Na enkele kilometers klimmen over de ruwe betonweg – ik ben inmiddels zo´n honderd meter gestegen – zie ik plotseling een kronkelend bergpad zich afscheiden van de weg. Dat is mij meestal te machtig en ook deze keer verlaat ik de gebaande paden. Wat zal ik tegenkomen? Een in verval geraakt klooster, een verlaten fabriekje, een afgelegen ruïne of iets anders mysterieus en uit de tijd?
Het pad waarop ik mij begeef, is niet bepaald een biljartlaken. Het is bezaaid met kiezels en keien en is hier en daar overwoekerd door onkruid en struikgewas. Naarmate ik vorder, wordt de natuur steeds vijandiger. Stekels zijn inmiddels formaat tandenstoker en scherpe dorens trekken regelmatig aan mijn shirt. De desolaatheid van de omgeving wordt versterkt door de aanwezigheid van een grote groep mieren, druk doende een ongeïdentificeerd zeer harig kadaver te ontmantelen. Ondanks dat ik inmiddels op bijna 400 meter hoogte ben, staat er geen zuchtje wind. Mede daardoor is de stilte nog steeds oorverdovend. Daarbij ben ik het enige menselijke wezen in de wijde omtrek. En dan komt een mens wel eens op diepere gedachten dan de dagelijkse dingen.
Ik denk aan mijn oudste zus Bep, die helaas niet meer leeft. Deze wandeling had ze fantastisch gevonden. Natuurmens als ze was, had ze ongetwijfeld eetbare vruchten gevonden, een prachtig gevormde steen opgeraapt of een heel bijzonder plantje of mosje ontdekt. Ik zie haar voor me, gehurkt zittend met in de ene hand een paar bloemetjes, de ander reikend naar nieuwe schatten. Ze wilde ons nog zo graag een keer bezoeken toen wij net op Corfu woonden. Jammer genoeg liet haar gezondheid dat niet meer toe en is ze overleden toen wij hier net een half jaar woonden. Ze werd maar 66.
Ook komen allerlei gedachten bij mij boven als ik naar het dorpje kijk dat heel in de verte tegen een bergwand is aangeplakt (ik vermoed dat het Kato Garouna is). Hoe zal zo’n samenleving zijn ontstaan? Ooit moet daar iemand na omzwervingen op het eiland zijn neergestreken en daar de eerste paal in de grond hebben gehamerd om een bestaan op te bouwen voor zichzelf en zijn gezin. Een volgende moet gezien hebben dat hij het goed deed en eigende zich een belendend perceel grond toe en dat ging maar zo door. Hoe zal het leven er uit hebben gezien toen er nog geen gas, water en elektriciteit was? Geen auto’s, of openbaar vervoer? Geen telefoon, of erger nog: internet! Zullen de mensen toen, en nu, hun dorp wel eens uit geweest zijn? Wordt het gezag nog uitgeoefend door een veldwachter met strenge pet, een grote snor en een glanzende sabel? Vinden jonge mensen het nog net zo leuk als toen ze kind waren om in zo’n afgelegen samenleving te wonen?
Ik word in mijn gedachten gestoord als ik op een losliggende steen stap en bijna mijn enkel verzwik. Nieuwe niet alledaagse gedachten dringen zich op. Wat als ik hier een been breek of een paar meter naar beneden stort en zieltogend lig te creperen op een rotsige berghelling? Zoals gewoonlijk ben ik mijn mobiel vergeten. Mirjam lag nog te slapen toen ik op pad ging, dus het zal zeker tot ver in de middag duren alvorens zij zich zorgen zal gaan maken. Op hulp hoef je dus voorlopig niet te rekenen. Ga je kruipen, met je kapotte poot achter je aan slepend? Hoe veel pijn kan een mens verdragen om in de bewoonde wereld te komen? Ik weet het niet en wil het liever niet weten ook. Oppassen waar ik mijn voeten neerzet dus.
Dan vind ik een slangenleren jas midden op het pad. De vorige eigenaar heeft hem uitgetrokken en is weer verder gekropen. Het zou de huid van de hoornadder kunnen zijn, een van de giftigste slangen van Europa. Een beet van zo’n naarling moet binnen een half uur behandeld zijn, anders is het uit, over, einde oefening. Van mijn korte broek en teenslippers hoef ik niet veel bescherming te verwachten. Wat zal er door je heen gaan als je het leven razendsnel uit je voelt stromen nadat je door zo’n agressieveling te grazen genomen? Ik had dit moeten doen, dat niet moeten doen, meer tijd met vrouw en kinderen door moeten brengen, een vak moeten leren en andere spijtuitingen. Voornaamste gedachte lijkt mij: Shit, ik had mijn mobiel mee moeten nemen!
Zo denkende ploeter ik verder op het pad tot ik een bocht rond en zie dat het ineens ophoudt. Hoe ik ook tuur naar een opening of doorgang, ik zie geen enkel teken van een pad meer. Slechts rotsen en een overvloedige plantengroei, zo ver het oog reikt. Mijn laatste diepe gedachte van die dag is: Met welk doel is men ooit begonnen dit pad aan te leggen?