Rijkdom

Tijd is geld, ja toch? Het is een gevleugelde uitspraak in onze drukke maatschappij. We moeten rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan, zong Herman van Veen al. Hij spreekt natuurlijk uit ervaring, als populaire artiest met een ongetwijfeld zeer strak schema. En dat alles doen wij voor de machtige euro, de Mammon moet onvoorwaardelijk gediend worden.
De offers die we plegen zijn natuurlijk alleszins de moeite waard. De beloning is tenslotte groot. Je carrière gaat als een komeet, elke drie jaar kom jij, afgunstig gadegeslagen door je buren, de straat inrijden met een nieuwe middenklasser. Je parkeert het nieuwe paradepaard voor de garagedeur van je twee-onder-een-kapwoning, gelegen in een luxe wijk met strak aangelegde plantsoenen, kunstmatige vijvers met rotspartijen en een binnenhaven met hardhouten aanlegsteigers om de Langweerder Sloep of ander kostbaar vaartuig aan te meren.
Gelukkig staat je salaris toe dat je regelmatig een meditatiecoach bezoekt, die voorkomt dat Alpha-, Beta- en Gammagolven jou overspoelen en je een burn-out krijgt. En natuurlijk niet te vergeten een abonnement op de sportschool en jaarlijks op wintersport. We moeten tenslotte regelmatig ontspannen om de batterij opgeladen te houden. Of zoals je manager placht te zeggen, om op tijd te kunnen focussen, punten op je horizon te zetten, in je kracht te staan, en ander bullshitjargon om je maar van de straat te houden. Want tijd is geld maat, dus werken met je donder. Dat is dan wel niet heel manager-achtig uitgedrukt, maar de boodschap komt wel over.
Als je, zoals wij, in een land verblijft waar het allemaal een onsje minder gaat, merk je soms dat een dergelijk levensritme flink ingesleten is bij ons. Ongemerkt blijf je hangen in een razend tempo of vaste gewoonte, waar eigenlijk geen enkele aanleiding voor is. Je denkt nu eenmaal dat het zo hoort, punt uit. Daar werd ik op een dag op gewezen door een geleerde Griek op een bouwvallige bromfiets.

Water uit de kraan op Corfu kan je doorgaans beter niet drinken, of je moet eens spectaculair willen afvallen. Daarom ga ik om de zoveel dagen bij het plaatselijke watertapstation onze watervoorraad aanvullen. Omdat wij veel water drinken, het water van het tapstation komt van een hoger gelegen bron en is heerlijk, neem ik altijd zestien lege vijflitervaatjes mee om die te vullen met het hemelse vocht. Met tachtig liter kunnen wij weer een week of twee vooruit.
Je bent er even mee bezig, maar dan ben je voorlopig weer even van dat vervelende karweitje af. En je kan weer ongelimiteerd aan het water. Is de bodem van de watervoorraad na een tijdje weer in zicht, dan laad ik de vaten in en begeef mij naar de watertap.
Nu zijn er maar twee werkende tappunten, de derde kraan is al een hele tijd buiten gebruik. Dus is het zaak om eerste of maximaal tweede te zijn om niet in een wachtrij aan te sluiten. Ik ga dan ook op tijden dat de kinderen op school zitten en hun ouders aan het werk zijn. Toch kan het wel eens voor komen dat er meerdere mensen net iets eerder op hetzelfde idee gekomen zijn. Daar sta je dan, met je zestien vaatjes.
Soms maakt iemand net aanstalten om te vertrekken. Prima als je dan eerste bent in de cue, dan wacht je natuurlijk even. Maar als mijn voorgangers net gestart zijn met vullen van hun imposante hoeveelheid flessen, vaten en tonnen, dan is dat voor mij het teken om mijn vaten te laten waar ze zijn en gas te geven. Linea recta weer naar huis, kom op. Zeker als er ook nog eens een of twee personen in de wacht staan. Dan maar even een paar flessen gekocht bij de plaatselijke minimarkt, we gaan onze kostbare tijd natuurlijk niet verdoen met wachten.

Op een goede dag kwam ik aan bij het tapstation en vond tot mijn grote vreugde niemand voor me. Ik laadde dus mijn zestien vaatjes uit en begon te tappen. Ik had al gezien dat ook de tweede kraan dienst weigerde, dus als er nog iemand zou komen, dan had die pech. Die kwam tachtig liter later weer eens aan de beurt.
Ik heb net het tweede vat vol en spoel het derde om, als er een wat oudere, zongebruinde Griek op een brommertje uit het jaar nul komt aanknetteren. Rokend en puffend komt zijn vehikel aan de stoeprand tot stilstand. Ik zie een enkel plastic vaatje op de treeplank, ik schat een twee- à drielitervat. Hij wenst mij een kalimera (goede dag) en ik groet terug.
Ik ben nog maar net begonnen en schat dat ik nog zeker een minuut of acht a tien bezig ben om alles te vullen. Omdat we maar te gast zijn in zijn land, gebaar ik dat hij zijn werk kan doen en ik wel even wacht tot hij zijn ene vaatje gevuld heeft.
Tot mijn verbazing weigert hij mijn genereuze aanbod door zijn hoofd in de nek te gooien, de onderlip naar voren te schuiven, zijn handen te heffen en met beide wijsvingers ruitenwisserbewegingen te maken. Tijdens deze handeling schudt hij nee met zijn hoofd, dit alles met de ogen gesloten. Duidelijker kan hij het niet maken, ga maar rustig verder met waar je mee bezig bent.
Ik maak nog een gebaar van, weet je het wel zeker, en wijs op de hoeveelheid om mij heen staande lege vaten. Alsof het hem geen enkele moeite kost, herhaalt hij zijn gebaar en gaat, als bevestiging dat hij het meent, schrijlings op de lastdrager van zijn vooroorlogse bromfietsje zitten. Hij diept uit zijn binnenzak een pakje shag tevoorschijn en begint op zijn gemak een sjekkie te rollen. Dat dit een secuur klusje is, blijkt als de brand er pas in gaat nadat ik mijn vijfde vat heb gevuld.
Terwijl ik sta te tappen overdenk ik de situatie. En ik kom tot geen andere conclusie dan dat het briljant is wat deze man doet. Vanuit mijn ooghoeken zie ik hem, genietend van het zonnetje en de fluitende vogels, zitten op de lastdrager van zijn vervallen vervoermiddel. Als een vorst op zijn troon zit hij daar. Zo nu en dan hartelijk zwaaiend naar een dorpsgenoot, dan weer een praatje aanvattend met een andere voorbijganger.
Hij heeft geen social media nodig om erachter te komen hoe het met zijn vrienden en kennissen gaat. Hij gaat gewoon even water tappen! Behoefte aan een praatje? Hij pakt zijn vaatje, trapt zijn bromfiets aan en vertrekt. Wat een wijsheid, wat een briljante geest!
Hij is niet rijk, lees ik af aan zijn kleding en vervoermiddel. Als hij al rijk zou zijn dan weet hij dat heel goed te verbergen. Maar in tijd gemeten is hij schathemelrijk.

Ik heb mijn voorraad watervaten inmiddels teruggebracht van zestien naar acht. Rome en Keulen zijn ook niet op een dag gebouwd.